- schot
- {{schot}}{{/term}}1 [uit een wapen]coup 〈m.〉(de feu)2 [m.b.t. een balspel] tir 〈m.〉3 [voortgang] progression 〈v.〉4 [afscheiding] cloison 〈v.〉♦voorbeelden:1 een schot in de roos • un coup dans le mille 〈ook figuurlijk〉ze kreeg een schot in het been • elle a reçu une balle dans la jambeeen schot voor de boeg • un coup de semonce 〈ook figuurlijk〉2 een slap schot • un tir trop courteen schot op goal • un tir au but3 er kwam schot in de opgedrongen menigte • la foule commença à bougerer zit geen schot in het werk • le travail n'avance pas4 verplaatsbare schotten • cloisons amovibles¶ 〈figuurlijk〉 hij is geen schot kruit waard • il ne vaut pas la corde pour le pendre〈figuurlijk〉 buiten schot blijven • rester hors d'atteinteiemand onder schot hebben • coucher qn. en joue(adressé à qn.)
Deens-Russisch woordenboek. 2015.